Uw geld stallen op een spaarrekening bij een bank lijkt heel verstandig. Maar de kredietcrisis van 2008, het recente faillissement van de Silicon Valley Bank en de situatie rondom Credit Suisse tonen aan dat er toch wel degelijk risico’s bestaan. In dit blog leggen we uit wat er in beide situaties is gebeurd. U ontdekt daarmee wat het inherente risico is van het verdienmodel van een bank en dat het eigenlijk best vreemd is dat u daar niet voor wordt ‘beloond’ in de vorm van een mooi rendement op uw spaargeld. Maar we vertellen u ook dat er een heel goed alternatief is.
Laten we beginnen met een versimpeld, maar afdoende begrip van het bedrijfsmodel van een bank. De ‘bezittingen’ van een bank bestaan grofweg voor 20% uit cash geld (dat men stalt bij de Centrale Bank), voor 70% uit hypotheken en leningen (die men aan bedrijven en consumenten verleent) en voor 10% uit overige bezittingen (zoals vastgoed en belangen in andere ondernemingen). Deze bezittingen zijn gefinancierd met geld dat de bank voor het grootste deel (zo’n 65%) ‘ophaalt’ bij u als spaarder. Daarnaast wordt zo’n 28% van de bezittingen gefinancierd met behulp van kort- en langlopende leningen en de resterende 7% wordt gefinancierd uit eigen vermogen. Het verdienmodel van de bank zit ‘m in het verschil in rente die u als spaarder (dus: als ‘leverancier van het geld’) ontvangt en de rente die men in rekening brengt aan de mensen en bedrijven aan wie men leningen verschaft. In dit traditionele bancaire verdienmodel zitten inherent risico’s:
Risico 1: bezittingen van de bank die snel fors in waarde dalen.
Dit is precies wat er in 2008 is gebeurd. Een groot deel van de ‘bezittingen’ van de banken (dus de verstrekte hypotheken en leningen) bleken van een (hele) slechte kwaliteit te zijn: met name de verstrekte hypotheken waren zogenaamde “rommelhypotheken”. Toen vervolgens de economie in een zware crisis belandde bleken ook andere bezittingen snel in waarde te dalen. Het vertrouwen in de economie zakte weg, waardoor spaarders massaal hun geld dreigden weg te halen bij de banken: de beroemde ‘bank run’. Om dat geld te kunnen leveren, moesten de banken hun bezittingen (onder andere die rommelhypotheken dus) verkopen, maar dan met een fors verlies, waardoor faillissement onafwendbaar werd.
Het probleem was dat alle banken in hetzelfde schuitje zaten en er dus geen veilige bank meer was. Er was nog maar één veilige plek waar mensen hun spaargeld konden stallen en dat was bij de overheid: door kortlopende staatsobligaties te kopen. Mensen met kennis van zaken deden dit dan ook massaal. Maar het grote publiek bleef in paniek achter, waardoor de Centrale Banken zich genoodzaakt zagen de banken te steunen: enerzijds door de banken cash te verschaffen die ze waren kwijtgeraakt door de wegvloeiende spaargelden en anderzijds door bezittingen van banken over te nemen om een uitverkoop tegen te gaan. Op die manier zijn de faillissementen van de banken afgewend, want dat zou economisch pas een echte ramp zijn geweest.
Risico 2: spaarders krijgen te weinig rente op hun spaargeld en zoeken naar alternatieven.
Dit is wat er recentelijk is gebeurd bij onder andere de Silicon Valley Bank. We hebben een zeer lange periode met zeer lage (en zelfs negatieve) rentes achter de rug. Dit betekent dat banken ‘bezittingen’ hebben (lees: verstrekte leningen en hypotheken) waar ze een lage rentevergoeding op ontvangen. Echter, doordat ze ook op de schulden (dus onder andere uw spaargeld) lage rentes geven, pakt het verschil nog altijd uit in het voordeel van de bank.
Echter, dat spaargeld waarop u een lage rente krijgt, vormt hier het probleem. En dat zit zo: de spaarrente die u van een bank ontvangt is in principe gebaseerd op het feit dat mensen hun geld op elk moment van de dag kunnen terugvorderen. Deze zogenaamde ‘dagrente’ is altijd fors lager dan wanneer u aangeeft dat u uw geld voor een lange tijd kunt missen en dus niet zult opnemen.
In 2021 hebben de Centrale Banken echter besloten om de dagrente fors te verhogen om de inflatie te beteugelen. In 1 jaar tijd is die rente met meer dan 3% gestegen. Het idee daarachter is dat banken hun geld tegen een mooie rente bij de Centrale Bank kunnen onderbrengen, waardoor ze minder geneigd zijn om dat geld uit te lenen aan bedrijven en particulieren. Die hebben daarmee minder te besteden en dit remt inflatie af, die immers veroorzaakt wordt door een oververhitte vraag.
De banken zelf ontvangen dus een mooie rente over het geld dat men onderbrengt bij de Centrale Bank. Maar de rente die banken geven op uw spaargeld is niet met dit tempo meegestegen. Deze steeg het afgelopen jaar maar minimaal, van -0,50% naar 0,50% (noot: sommige onlinebanken bieden inmiddels wel al 1% tot 2% en ook de grootbanken bieden deze tarieven voor zogenaamde deposito’s, maar dan moeten de gelden dus langer worden vastgezet).
Waarom verhogen de banken de spaarrente niet veel forser? De belangrijkste reden waarom ze dit niet doen is het feit dat ze op hun bezittingen (die voor langere tijd vaststaan, gemiddeld 3 à 4 jaar) eerder een veel lagere rente hebben afgesproken. Als ze nu meer moeten gaan betalen over spaargelden, dan dat ze ontvangen over hun bezittingen, lopen de verliezen direct fors op. Dat gaat dus niet. Echter, spaarders realiseren zich nu dat ze erbarmelijke rendementen krijgen vergeleken met de rente die de Centrale Bank hanteert. Dus gaan ze hun geld opnemen om elders onder te brengen, bijvoorbeeld in staatsobligaties, waarop de rente veel hoger is. Zo ontstaat er wederom een ‘bank run’ en moet de Centrale Bank ingrijpen.
Het grote probleem bij zowel de situatie in 2008 als de recente situatie is het simpele feit dat spaarders nooit wordt gevraagd wanneer ze hun geld weer terug willen. Een spaarder kan het geld op elk moment van de dag opvragen en krijgt daarvoor dus een (hele) lage vergoeding. Maar ondertussen wordt ongevraagd een groot deel van het geld voor langere tijd uitgeleend en ontvangt de bank daarop een veel hogere vergoeding (in het recente geval wordt het geld ondergebracht bij de Centrale Bank, die 3% rente geeft). En als de spaarder dan bij het geld wil of de reeds uitgeleende gelden fors in waarde dalen, dan ontstaat er een groot probleem en moeten centrale banken keer op keer ingrijpen.
Het antwoord op dit probleem is heel simpel. Start als spaarder uw eigen ‘bank’.
Hoe? Heel eenvoudig: open een beleggingsrekening bij een onafhankelijke beheerder (u kunt ons bijvoorbeeld inschakelen) en stal daar alle liquide middelen op. Vervolgens maakt u een planning wanneer u welk gedeelte van uw geld u weer nodig heeft om een uitgave te doen: u moet gaan denken in looptijden.
Een voorbeeld: beleggen in aandelen is zeer risicovol op de korte termijn. Maar als u meer dan 10 jaar de tijd heeft, dan bewijst de historie dat nagenoeg elke crash is hersteld. Weg risico. Geld dat u langer kunt missen belegt u dus simpelweg in aandelen. Maar dan wel alle aandelen wereldwijd: zo spreidt u alle risico’s die u met afzonderlijke aandelen loopt en volgt u simpelweg de wereldeconomie die tot op heden altijd is gegroeid. Belangrijk: tussentijds doet u helemaal niets, qua aandelenhandel. Dan het geld waarvan u weet dat u dat eerder nodig heeft dan 10 jaar, of waarvan u niet precies weet wanneer u het nodig heeft: dat belegt u in de meest veilige staatsobligaties. Op deze manier haalt u als ‘spaarder’ het maximale rendement. Simpel toch?
Feitelijk bent u natuurlijk een belegger, maar omdat u verder niks doet qua handelen, vinden we het eerlijk gezegd bijna op sparen lijken. U moet alleen wel stoïcijns blijven zitten in uw aandelen en obligaties, ook als bijvoorbeeld de beurs hard onderuit gaat. Beter kijkt u gewoonweg helemaal niet op uw beleggingsrekening. U kijkt toch ook niet elke dag op uw spaarrekening, om te kijken of het geld er nog wel staat?
Maar als iedereen dit doet gaat er geen geld meer naar de reële economie?
Stel dat iedereen op de door ons voorgestelde manier gaat ‘sparen’ (wat dus eigenlijk beleggen is), dan ontvangt de bank dus geen spaargeld meer. En dus kan de bank dat niet uitlenen aan mensen en bedrijven. Dat zou niet goed zijn voor de economie. Maar daar komt nu de échte rol van de bank om de hoek kijken.
Een voorbeeld: stel dat mensen geld willen lenen om een huis te kopen en daar 4,50% rente voor willen betalen. Dan kan een bank vast genoeg spaarders vinden die bereid zijn om voor bijvoorbeeld 3,50% rente het geld voor deze hypotheek beschikbaar te stellen, waarbij ze dus tekenen voor het feit dat ze dat geld voor langere tijd ‘kwijt’ zijn. Deze 3,50% is een mooi rendement en de bank verdient hier zelf nog steeds 1% op. Banken moeten gewoon beginnen met het uitvragen van looptijden. Zo kunnen ze spaarders wél een goed rendement bieden en is het risico op een zogenaamde ‘bank run’ volledig verdwenen.